U bent hier:

1. Principes achter voegafdichting in de bouw

 

Een voeg is de ruimte die overblijft tussen de samenstellende delen van een structuur, om de beweging van deze delen mogelijk te maken. De voeg kan gevormd zijn tussen eenheden van hetzelfde materiaal (beton – beton, aluminium - aluminium) of van verschillende materialen (baksteen - hout, glas - kunststof).

Wanneer de temperatuur stijgt, zetten de materialen uit en vermindert de ruimte tussen de structurele eenheden; koelt het af, dan trekken de materialen samen en wordt de opening opnieuw groter. Waren er geen voegen, dan zou de structuur vervormen of breken.

In het algemeen mogen deze voegen niet worden blootgesteld aan weersinvloeden, anders kan er vocht in de voeg binnendringen en schade veroorzaken aan de structuur en/of zijn inhoud. De warmte in een gebouw gaat verloren via een onafgedichte voeg; koude wind komt binnen rond deuren en vensters. Daarom worden voegen afgedicht. Soms heeft de kit in een voeg een meer functionele, bijkomende rol, bijvoorbeeld voor toepassingen in sanitair, voetgangersverkeer of brandwering.

Een voeg kan krimpen en uitzetten als gevolg van wijzigingen in temperatuur of vochtigheid, of beweging van de structurele elementen. De kit moet zich gedurende vele jaren aanpassen aan deze beweging zonder verlies van hechting of cohesie.

 

Belasting uitgeoefend op kitten in bewegende voegen

 

De kit moet flexibel genoeg zijn om de voor deze voeg voorspelde beweging aan te kunnen. Dit noemt men het bewegingsvermogen van de kit (zie hieronder). Voor een bepaalde beweging zullen brede voegen minder geïnduceerde spanning op de kit brengen dan smalle voegen, met gevolgen voor de duurzaamheid.

Bijvoorbeeld een beweging van 5 mm:
10 mm kitsnoer : - de beweging is 5/10 x 100 % = 50 %
20 mm kitsnoer : - de beweging is 5/20 x 100 % = 25 %

Dit fundamenteel principe is hetzelfde voor alle soorten voegontwerpen. De twee voornaamste voegontwerpen zijn stootvoegen en schuifvoegen.

 

HET ONTWERP VAN VOEGEN

De meeste voegen worden ontworpen in de tekenfase van een project.
Wanneer een voeg in een structuur wordt opgenomen, zal de architect rekening houden met de volgende factoren voordat de kit wordt gespecificeerd:

  • De functie van de voeg (aanpassing aan beweging, waterretentie, chemische weerstand, brandveiligheid, een combinatie van al deze factoren);
  • Het type voeg (expansie, samendrukking, schuifspanning, samentrekking);
  • Het type materiaal/materialen waaruit de voeg is gemaakt;
  • De coëfficiënt van thermische expansie van de materialen;
  • De maximum- en minimumtemperaturen die worden verwacht voor de componenten (gebaseerd op de luchttemperatuur en het warmtevermogen van de materialen. Kleur heeft een invloed);
  • Mogelijke beweging door andere invloeden (vochtigheid, windstoten);
  • De afmetingen van de structurele elementen die de voeg vormen. Deze zijn soms bepaald door bouwtechnische normen, bv. de afstand van voegen in vlak beton.
    Elders kan de grootte van elementen en dus het aantal voegen worden bepaald door designoverwegingen en het esthetisch aanzicht van het gebouw.
  • De plaats en het aantal bevestigingspunten of andere beperkingen op het structurele element;
  • Het type voeg;
  • Externe invloeden, bv. water, brandstof, agressieve chemicaliën, reinigings-vloeistoffen, voetgangersof voertuigenverkeer;
  • Andere functionele eisen, bv. brandwerend, sanitair, vloervoegen.

 

Ontwerp-/uitvoeringsfouten in voegen

Er kunnen om allerlei redenen gebreken in kitten optreden 
(Zie hoofdstuk 6 : Gebreken van en problemen met voegen)

Er kunnen ook ontwerp-/uitvoeringsfouten zijn die leiden tot de verkeerde specificatie van de kit :

  • Verkeerde informatie over de ondergrond gegeven aan de persoon die de kit specificeert
  • Totale beweging in de voeg onderschat
  • De gemaakte voeg was veel smaller dan de ontworpen voeg

Soms wordt er een voeg ontworpen (of ontstaat er zo’n voeg) die de capaciteiten van een in de handel verkrijgbare kit overschrijdt.
In al deze gevallen moet de voeg opnieuw worden gedefinieerd en moet er een nieuwe kitspecificatie worden opgesteld.

Indien het gaat om een voeg waarvoor geen enkele kit aan de eisen voldoet, moet worden overwogen of het mogelijk is om de voeg te “hermaken” voor de herstellende afdichting. (Het gemakkelijkst zou zijn om de voeg open te maken door ze uit te snijden, bv. in baksteen of beton, bijvoorbeeld).

(Zie hoofdstuk 4. Voorbereiding van de af te dichten oppervlakken)

 

 

BEWEGINGSVERMOGEN

Op de ontwerptekeningen zullen alle af te dichten voegen gespecificeerd zijn. Op basis van de afmetingen van de voeg, de materialen waaruit de voeg is opgebouwd en de kennis van de jaarlijkse weerpatronen voor de plaats van de voeg, zal het mogelijk zijn om de maximale beweging van de voeg te bepalen. Het bewegingsvermogen van de kit moet deze beweging gemakkelijk aankunnen.
(Zie hoofdstuk 9 : Standaarden voor bouwkitten)

Het ontwerpen van zeer smalle voegen kan aanleiding geven tot twee mogelijke problemen en kan leiden tot het vroegtijdig optreden van gebreken in kitten en tot dure herstelwerken:

  • Te veel vertrouwen op goede bouwtechnieken en aantasting van de bouwtoleranties. De ontworpen voeg kan nog smaller zijn in de voltooide structuur, waardoor de kit opnieuw moet worden gespecificeerd.
  • De eigenschappen van de kit kunnen mettertijd/door blootstelling aan de natuur-elementen veranderen, en als gevolg daarvan kan het bewegingsvermogen van de voeg worden beperkt

HECHTING

Bij het specificeren van een kit is een goede hechting even belangrijk als het bewegingsvermogen. Dit is een complexer thema, gewoon omdat er zoveel verschillende materialen bestaan waaraan een kit wordt verondersteld zich te hechten. Voor elk generisch type materiaal (geanodiseerd aluminium, beton, kunststof) zijn er ontelbare variaties, elk met licht verschillende oppervlaktesamenstelling.
(Zie hoofdstuk 3. Voorbereiding van het oppervlak voor een optimale hechting)

De kitfabrikanten zijn het best geplaatst om advies te geven over hechting. Hun kennis is gebaseerd op uitgebreide laboratoriumproeven van hun producten en, hoogstwaarschijnlijk op vele jaren ervaring op het terrein. Zij zullen primers kunnen aanbevelen en leveren indien nodig

 

E-MODULUS


De derde sleuteleigenschap van een volledig uitgeharde kit is de E-modulus.
Dit houdt verband met de kracht die nodig is om een kit in een bepaalde mate 100% te vervormen. Kitten met een hoge E-modulus vereisen veel kracht, die met een lage E-modulus weinig. Het is een maat voor de stijfheid of hardheid van de kit. Kitten met een hoge E-modulus voelen betrekkelijk hard aan wanneer ze volledig uitgehard zijn, kitten met een lage E-modulus voelen betrekkelijk zacht aan. De E-modulus van kitten kan veranderen bij extreme temperaturen of na vele jaren blootstelling aan de omgeving.

Wanneer een kit in een voeg is uitgerekt, wordt een kracht uitgeoefend op de oppervlakken die de voeg vormen. Als het om een kit met een hoge E-modulus gaat, zal de kracht hoog zijn en kan die ertoe leiden dat het oppervlaktemateriaal gebreken gaat vertonen of dat de hechting tussen de kit en het oppervlak het laat afweten. Het is dan ook een gewone praktijk geworden om kitten met een lage E-modulus te gebruiken voor voegen met veel beweging. Kitten met een hoge E-modulus worden gebruikt in voegen met minder beweging, vooral als de kit onderworpen is aan voetgangersverkeer of hoge hydrostatische druk.

 

Om de specificatie te vervolledigen, zal de fabrikant van de kit de andere eisen voor de kit volledig beschrijven :

  • standvast of zelfnivelerend
  • kleur
  • locatie tijdens gebruik
  • voertuigenverkeer
  • voetgangersverkeer
  • resistent aan chemicaliën/brandstof/
  • olie
  • contact met voeding en drinkbaar
  • water
  • zeer hoge UV
  • zeer hoge temperatuur
  • zeer lage temperatuur


International Standard EN ISO11600 dektde classificatie van bouwkitten