Een voeg is de ruimte die overblijft tussen de samenstellende delen van een structuur, om de beweging van deze delen mogelijk te maken. De voeg kan gevormd zijn tussen eenheden van hetzelfde materiaal (beton – beton, aluminium - aluminium) of van verschillende materialen (baksteen - hout, glas - kunststof).
Wanneer de temperatuur stijgt, zetten de materialen uit en vermindert de ruimte tussen de structurele eenheden; koelt het af, dan trekken de materialen samen en wordt de opening opnieuw groter. Waren er geen voegen, dan zou de structuur vervormen of breken.
In het algemeen mogen deze voegen niet worden blootgesteld aan weersinvloeden, anders kan er vocht in de voeg binnendringen en schade veroorzaken aan de structuur en/of zijn inhoud. De warmte in een gebouw gaat verloren via een onafgedichte voeg; koude wind komt binnen rond deuren en vensters. Daarom worden voegen afgedicht. Soms heeft de kit in een voeg een meer functionele, bijkomende rol, bijvoorbeeld voor toepassingen in sanitair, voetgangersverkeer of brandwering.
Een voeg kan krimpen en uitzetten als gevolg van wijzigingen in temperatuur of vochtigheid, of beweging van de structurele elementen. De kit moet zich gedurende vele jaren aanpassen aan deze beweging zonder verlies van hechting of cohesie.
De kit moet flexibel genoeg zijn om de voor deze voeg voorspelde beweging aan te kunnen. Dit noemt men het bewegingsvermogen van de kit (zie hieronder). Voor een bepaalde beweging zullen brede voegen minder geïnduceerde spanning op de kit brengen dan smalle voegen, met gevolgen voor de duurzaamheid.
Bijvoorbeeld een beweging van 5 mm:
10 mm kitsnoer : - de beweging is 5/10 x 100 % = 50 %
20 mm kitsnoer : - de beweging is 5/20 x 100 % = 25 %
Dit fundamenteel principe is hetzelfde voor alle soorten voegontwerpen. De twee voornaamste voegontwerpen zijn stootvoegen en schuifvoegen.
De meeste voegen worden ontworpen in de tekenfase van een project.
Wanneer een voeg in een structuur wordt opgenomen, zal de architect rekening houden met de volgende factoren voordat de kit wordt gespecificeerd:
Er kunnen om allerlei redenen gebreken in kitten optreden
(Zie hoofdstuk 6 : Gebreken van en problemen met voegen)
Er kunnen ook ontwerp-/uitvoeringsfouten zijn die leiden tot de verkeerde specificatie van de kit :
Soms wordt er een voeg ontworpen (of ontstaat er zo’n voeg) die de capaciteiten van een in de handel verkrijgbare kit overschrijdt.
In al deze gevallen moet de voeg opnieuw worden gedefinieerd en moet er een nieuwe kitspecificatie worden opgesteld.
Indien het gaat om een voeg waarvoor geen enkele kit aan de eisen voldoet, moet worden overwogen of het mogelijk is om de voeg te “hermaken” voor de herstellende afdichting. (Het gemakkelijkst zou zijn om de voeg open te maken door ze uit te snijden, bv. in baksteen of beton, bijvoorbeeld).
(Zie hoofdstuk 4. Voorbereiding van de af te dichten oppervlakken)
BEWEGINGSVERMOGEN
Op de ontwerptekeningen zullen alle af te dichten voegen gespecificeerd zijn. Op basis van de afmetingen van de voeg, de materialen waaruit de voeg is opgebouwd en de kennis van de jaarlijkse weerpatronen voor de plaats van de voeg, zal het mogelijk zijn om de maximale beweging van de voeg te bepalen. Het bewegingsvermogen van de kit moet deze beweging gemakkelijk aankunnen.
(Zie hoofdstuk 9 : Standaarden voor bouwkitten)
Het ontwerpen van zeer smalle voegen kan aanleiding geven tot twee mogelijke problemen en kan leiden tot het vroegtijdig optreden van gebreken in kitten en tot dure herstelwerken:
Bij het specificeren van een kit is een goede hechting even belangrijk als het bewegingsvermogen. Dit is een complexer thema, gewoon omdat er zoveel verschillende materialen bestaan waaraan een kit wordt verondersteld zich te hechten. Voor elk generisch type materiaal (geanodiseerd aluminium, beton, kunststof) zijn er ontelbare variaties, elk met licht verschillende oppervlaktesamenstelling.
(Zie hoofdstuk 3. Voorbereiding van het oppervlak voor een optimale hechting)
De kitfabrikanten zijn het best geplaatst om advies te geven over hechting. Hun kennis is gebaseerd op uitgebreide laboratoriumproeven van hun producten en, hoogstwaarschijnlijk op vele jaren ervaring op het terrein. Zij zullen primers kunnen aanbevelen en leveren indien nodig
De derde sleuteleigenschap van een volledig uitgeharde kit is de E-modulus.
Dit houdt verband met de kracht die nodig is om een kit in een bepaalde mate 100% te vervormen. Kitten met een hoge E-modulus vereisen veel kracht, die met een lage E-modulus weinig. Het is een maat voor de stijfheid of hardheid van de kit. Kitten met een hoge E-modulus voelen betrekkelijk hard aan wanneer ze volledig uitgehard zijn, kitten met een lage E-modulus voelen betrekkelijk zacht aan. De E-modulus van kitten kan veranderen bij extreme temperaturen of na vele jaren blootstelling aan de omgeving.
Wanneer een kit in een voeg is uitgerekt, wordt een kracht uitgeoefend op de oppervlakken die de voeg vormen. Als het om een kit met een hoge E-modulus gaat, zal de kracht hoog zijn en kan die ertoe leiden dat het oppervlaktemateriaal gebreken gaat vertonen of dat de hechting tussen de kit en het oppervlak het laat afweten. Het is dan ook een gewone praktijk geworden om kitten met een lage E-modulus te gebruiken voor voegen met veel beweging. Kitten met een hoge E-modulus worden gebruikt in voegen met minder beweging, vooral als de kit onderworpen is aan voetgangersverkeer of hoge hydrostatische druk.
Om de specificatie te vervolledigen, zal de fabrikant van de kit de andere eisen voor de kit volledig beschrijven :
International Standard EN ISO11600 dektde classificatie van bouwkitten