EditoCirculaire economie – Naar biosourced? Niet zo eenvoudig.Al bijna 20 jaar onderzoeken de DETIC-sectoren oplossingen, productiemethodes en producten vanuit een visie die focust op «duurzame ontwikkeling». Inzake leefmilieu moeten wij vaststellen dat twee aandachtspunten de onderbouw vormen voor de meeste huidige initiatieven: het zoeken naar duurzame toeleveringsbronnen en het omgooien van de verbruiksgewoonten richting duurzaam verbruik. Wanneer wij de LCA-methodiek toepassen op onze sectoren, zien wij dat er twee doorslaggevende fases zijn om de milieu-impact van onze producten te beoordelen: de gebruiksfase en de keuze van de grondstoffen. Op die niveaus moeten wij ingrijpen om de ecologische voetafdruk van onze producten en in het bijzonder de impact ervan op de biodiversiteit, verder te verkleinen. De huidige dynamiek van onze sectoren heeft ook alles te maken met de vernieuwde methodes waarmee wij onze producten ontwerpen en produceren, waarbij het concept van de circulaire economie een belangrijke rol speelt. Dit model veronderstelt onder meer de verwerking of recyclage van afval tot grondstof, die dan als input dient voor nieuwe producten. Maar dan rijst de vraag: wat schiet er van detergenten en cosmetica over wanneer zij verbruikt werden? Naast de verpakking, waarvoor een terugnameplicht geldt en die voor meer dan 80% gerecycleerd wordt (Fost Plus en Val-I-Pac) eindigen zij in de natuur en in het bijzonder in onze waterlopen, waar zij in de loop van de tijd veranderen in water en in CO2. Dat is wat men het biologisch afbraakproces noemt. Hoe kunnen wij in dat geval de kring van de circulaire economie rond krijgen? Als onze sectoren willen inzetten op de circulaire economie, betekent dit dat zij gebruik moeten maken van recycleerbare verpakkingen en vooral ook van grondstoffen die afkomstig zijn van biomassa en makkelijk biologisch afbreekbaar zijn. Voortdurend zijn onze sectoren dus op zoek naar hernieuwbare grondstoffen, die op een duurzame manier beheerd worden. Volgens de Ellen MacArthur Foundation moeten sectoren als detergenten en cosmetica beter gebruik maken van biomassa als bron van grondstoffen. Dat spreekt voor zich. Maar het is niet zo eenvoudig. Nieuwe producten kunnen ontwikkelen, werken op een manier die verzoenbaar is met duurzame ontwikkeling, met name via de circulaire economie, veronderstelt dat bedrijven met kennis van zaken grondstoffen kunnen kiezen, waarvan de hernieuwbare bron op een duurzame wijze beheerd wordt. Met kennis van zaken kunnen kiezen, houdt in dat informatie voorligt over de traceerbaarheid tijdens de hele verwerkingsketen, die leidt van de bron tot aan een derivaat of een derivatenmengsel. Het hoge woord is er uit: «traceerbaarheid». Om nieuwe producten te kunnen ontwerpen die gebaseerd zijn op een efficiënte aanwending van biomassa, moeten bedrijven de herkomst van hun grondstoffen kunnen «traceren». Daarom heeft DETIC zopas een werkgroep « sustainable sourcing » opgericht, die heel wat enthousiaste bedrijven bijeenbrengt en die tot taak krijgt het gebruik van materialen afkomstig van biomassa te promoten en de markt van biosourced grondstoffen bij te sturen naar meer traceerbaarheid. Blijft uiteindelijk nog de keuze tussen duurzaam beheerde landbouwbronnen en biotechnologieën die een nuttige toepassing van biologisch afval mogelijk maken, en de aanwending van originele bronnen (algen, …). Biomassa en biomaterialen nuttig toepassen binnen de perken van duurzame ontwikkeling, vereist analyse en denkwerk.
|
||||
DETIC drukt zijn stempel op de Greener Packaging AwardsChembo en Unilever bij de laureaten
|
||||
DETIC ondertekent het charter voor duurzame palmolie
Op 15 december 2015 tekende DETIC het charter van de Belgische alliantie voor duurzame palmolie (BADP). Zo willen ze de leden aansporen om palmoliederivaten te gebruiken die afkomstig zijn van duurzame bronnen. logopalmolie De Belgische alliantie voor duurzame palmolie is een samenwerkingsverband tussen verschillende spelers van palmolie en zet zich in voor het gebruik van duurzame palmolie.DETIC is de eerste non-foodactor die het charter ondertekent. «Duurzame palmolie» betekent dat de olie gecertifieerd is volgens de RSPO-principes en -criteria (Round Table on Sustainable Palm Oil) en dat zij verhandeld wordt volgens één van de RSPO-verhandelsystemen of enig ander minstens gelijkwaardig systeem. Door het charter te tekenen wil DETIC de impact van palmolie op het milieu verminderen. Als federatie, verbindt DETIC zich ertoe haar leden te sensibiliseren, te informeren en te motiveren om de alliantie te steunen bij het bereiken van haar doelstellingen en om hun draagwijdte te vergroten.
“De sectoren die wij als vereniging vertegenwoordigen, zijn misschien niet meteen grootverbruikers van ruwe oliën, maar onze producenten zijn wel voortdurend op zoek naar hernieuwbare grondstoffen die op een duurzame manier beheerd worden”, aldus Françoise Van Tiggelen, secretaris-generaal van DETIC. “Door het charter van de alliantie te ondertekenen, wensen we de vraag naar de traceerbaarheid van palmoliederivaten te versterken en de alliantie te ondersteunen in haar nieuwe doelstellingen.”
|
||||
I Prefer 30° – De tweede campagne komt er aan!In juni 2016 starten we terug met de ‘I prefer 30°’ campagne die de consument ervan wil overtuigen om zoveel mogelijk op 30 graden te wassen. In 2014 was deze campagne een succes voor DETIC, zo blijkt uit de cijfers van het intern rapport. We bereikten ongeveer twee en een half miljoen mensen en sprokkelden zo een goeie 3500 fans bij elkaar via de sociale media. Omdat dit nu toch al even in het verleden ligt is het tijd voor een herlancering. We hebben wederom onze koppen bij elkaar gestoken en hebben samen met een communicatiebureau een nieuwe strategie besproken. De bedoeling is om ook deze keer het publiek te charmeren met streetevents (eventueel in samenwerking met retailers uit de grote shoppingstraten) en boosts via sociale media. Onze focus zal dit keer digitaal liggen omdat de boodschap op die manier sneller verspreid wordt en een diverser publiek bereikt. Waarom verkiezen we 30°?De bedoeling van deze lange termijn campagne is om de gemiddelde wastemperatuur in België te verlagen met 3 graden. Voorlopig ligt die gemiddelde temperatuur nog steeds rond de 41°. Wij raden dan ook iedereen aan om minder vuile kledingstukken, die in principe even opgefrist moeten worden, te wassen op 30 graden in plaats van 40. Zo wordt het milieu minder belast en gaan je kledingstukken langer mee. Bovendien heeft niet alleen het milieu baat bij wassen op lage temperaturen, ook onze portefeuille merkt het verschil! Op Facebook kan u hiervoor een wasgids vinden waar het allemaal nog eens duidelijk uitgelegd wordt. Om de situatie even te schetsen: wassen op 60°C verbruikt 1,3kWh, wassen op 40°C ongeveer 0,7kWh. Op 30°C daalt het verbruik tot 0,4kWh. Als elke Belg de gemiddelde temperatuur met 3° naar beneden krijgt dan besparen we 1300 GWH aan stroom en dat staat gelijk aan het jaarlijks verbruik van een stad zoals Brussel! Aan ons dus de taak om de mensen er opnieuw van te overtuigen dat de wasmachines en wasmiddelen enorm geëvolueerd zijn en dat wassen op lage temperaturen ook een positief resultaat oplevert. Wassen op grootmoeders wijze, dus op een hoge temperatuur, om zeker te zijn van een schone was is vandaag niet meer nodig. Voor de ‘I Prefer 30°’ campagne kunnen we natuurlijk altijd ambassadeurs gebruiken dus als u of uw bedrijf of organisatie zin heeft om ons te steunen in deze goede zaak neem dan zeker eens een kijkje op Iprefer30.eu en neem contact op met DETIC. Hou zeker ook onze Facebookcampagne in het oog vanaf midden september: https://www.facebook.com/iprefer30belgie |
||||
Nieuwe reclamecode voor de cosmeticasector
De nieuwe code werd op 9 december 2015 door de Raad van Bestuur van de Jury voor Eerlijke Praktijken (JEP) goedgekeurd. Deze code, die de vorm kreeg van « guidelines », is sinds december 2015 voor de DETIC-leden van toepassing. Het is voor de sector een kostbaar hulpmiddel bij het uitwerken van ethische beweringen, die in overeenstemming zijn met de reglementering en de sociale conventies. Zij zal in de loop van 2016 ook gedeeld worden met de CLEP (Commission pour l’Ethique en Publicité) en de CPL (Conseil de la Publicité du Luxembourg). De nieuwe code voor verantwoorde reclame en marketingcommunicatie voor cosmetische producten vindt u hier. |
||||
ConstruBook: Een digitale handleiding voor de bouwsector
Digitaal leren is de toekomstConstruBook, zo heet de digitale handleiding, is een op maat gemaakte interactieve leermethode voor studenten, leerkrachten, werkgevers en werknemers. Omdat de huidige generatie zich meer en meer informeert via digitale kanalen heeft het fonds voor opleidingen in de bouwsector nagedacht over een moderne communicatiemanier om nieuwe technieken aan te leren. Initieel is de handleiding bedoeld voor leerkrachten in de bouwsector en hun leerlingen. Naargelang kwam er ook interesse vanuit verschillende bedrijven uit de sector om het ConstruBook ook te gebruiken op het werkterrein.
Hoe werkt het?Om de informatie en het ConstruBook te kunnen raadplegen is het voldoende om je aan te melden via de website: www.buildingyourlearning.be. Op die website vind je een online bibliotheek die ingedeeld is in verschillende thema’s. Per thema vind je onder andere fragmenten uit de handboeken van Fvb Constructiv, tools en lespakketten van scholen, video’s met tutorials en veel meer. Je kan ook zelf gemakkelijk opleidingsmateriaal ter beschikking te stellen door het via de site te uploaden. Onder het tabblad Constru-Book vind je de handleidingen voor in de praktijk. Pierre-Paul Yerlès, pedagogisch adviseur van het vormingsfonds van de bouwsector (FVB), geeft een woordje uitleg waarom ze dit verder hebben ontwikkeld: ‘We ondersteunen het aanleren en bijscholen van werkkrachten uit de bouwsector en de verbetering van actieve werknemers is een prioriteit voor de sector. Deze nieuwe tool is ideaal, zowel door het formaat als zijn leesbaarheid, omdat het de mensen op een interactieve manier uitnodigt om handleidingen en nieuwe technieken te ontdekken. Zo waarborgen we de kwaliteit van het uitgevoerde werk en de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden.’ Het ConstruBook kan dus zowel gebruikt worden op de schoolbanken als op de werkvoer, de werf in dit geval. De website kan uiteraard geraadpleegd worden via de laptop maar ook op tablet of gsm, wat handiger is op de bouwwerf. DETIC is zeer enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen op digitaal vlak en hoopt om samen met de input van professionelen uit de sector lijmen en mastieken aan deze tools te kunnen verder werken. De ‘Handleiding voor professioneel gebruik van mastieken op de werf’ zal binnenkort ook in een ConstruBook gegoten worden. |
||||
Het gastartikelBekende wetenschappers stellen de overheersing aan pseudo-wetenschap inzake hormoonverstoorders aan de kaak
BRUSSEL, 11 mei, 2016 /PRNewswire/
Auteurs: Concerned Toxicologists for Better Science and Regulation Bron: Universiteit van Konstanz – Vertaald uit het Engels (DETIC)
Vanaf links: Prof. Richard Sharpe (achter), Prof. Helmut Greim (midden), Prof. Sir Colin Berry (vooraan), Prof. Pat Heslop-Harrison (achter), Dr. Vytenis Andriukaitis, Commissioner of Health & Food Safety (midden), Prof. Daniel Dietrich (vooraan), Prof. Wolfgang Dekant (achter), and Prof. Alan Boobis (vooraan)De Europese Commissaris voor Volksgezondheid & Voedselveiligheid, Dr. Vytenis Andriukaitis heeft samengezeten met een aantal prominente wetenschappers (Prof. Sir Colin Berry, Prof. Alan Boobis, Prof. Wolfgang Dekant, Prof. Daniel Dietrich, Prof. Helmut Greim, Prof. Pat Heslop-Harrison en Prof. Richard Sharpe) die naam gemaakt hebben op het vlak van menselijke risicoanalyse en van stoffen die inwerken op het hormoonsysteem (endocrine disrupting chemicals of EDC’s). Eén van de onderwerpen die door de werkgroep besproken werden, was hoe de voorstelling van de kwestie van de EDC’s aan het publiek en aan de Commissie door bepaalde wetenschappers, bewust selectief geweest is. Daarbij werden maatregelen voorgesteld die: (1) niet gedragen worden door gefundeerde wetenschappelijke bewijzen en (2) indruisen tegen de enorme database en het gedetailleerde inzicht in de therapeutische effecten op patiënten van hormonen (die op het hormoonsysteem inwerken). De groep beklemtoonde dat het beheer van EDC’s gebaseerd moet zijn op wetenschappelijk bewijs, zoals dat het geval is bij alle juridische procedures (vb.: strafrecht). Tijdens de debatten heeft de groep zich zorgen gemaakt over het feit dat de ervaring van EDC’s bij het grote publiek op dit ogenblik gedomineerd wordt door bepaalde wetenschappers, NGO’s en financieel welgestelde lobbygroepen, die categoriek beweren dat EDC’s leiden tot kanker, voortplantingsaandoeningen, obesitas en type 2 diabetes. De realiteit zegt echter dat er geen samenhangend wetenschappelijk bewijs is die dergelijke dogmatische stelling kan ondersteunen. Integendeel: de meeste bewijselementen wijzen in de tegengestelde richting. Volgens die wetenschappers zorgt de huidige kennis inzake hormoonontregelaars en hormonale werking ervoor dat wetenschappers en regulatoren verbindingen met een mogelijke hormonale werking meteen identificeren. Daardoor kunnen ze het potentieel van die verbindingen om schade te berokkenen aan mens of milieu aanpakken via gevestigde processen. Lobbygroepen verdedigen het idee dat EDC’s als een «speciaal geval» behandeld moeten worden omdat ze mogelijk schade kunnen berokkenen. Ze argumenteren dat EDC’s (en hormonen in het algemeen) onverwachte uitwerkingen kunnen hebben bij lage blootstellingsniveaus en dat zij geen uitwerkingsdrempels hebben, met als gevolg dat hun blootstellings/responscurves niet-monotoon zijn. De realiteit zegt echter dat deze veronderstellingen niet onderbouwd zijn door solide (d.w.z. reproduceerbare) wetenschappelijke gegevens en dat het weinig waarschijnlijk is dat zij zich voordoen bij mensen, aangezien er dankzij de gespecialiseerde discipline van de klinische endocrinologie een enorme kennisbasis bestaat over de effecten op de mens van stoffen die inwerken op het hormoonsysteem. Hormonale stoornissen, gaande van diabetes via de ziekte van Graves tot en met osteoporose, die het gevolg zijn van te hoge of te lage hormoonniveaus, worden behandeld met hormoonactieve verbindingen, wat geleid heeft tot een verregaand inzicht in de verbanden tussen blootstellingsniveaus en de daaruit resulterende gezondheidseffecten bij de mens. Voor al deze hormoongemedieerde functies bij de mens worden drempels nageleefd, er zijn geen niet-monotone blootstellings/responscurves en geen «onverwachte» effecten bij lage blootstellingsniveaus. In het recente consensusdocument over EDC’s dat tot stand gekomen is op de BfR in Berlijn (12-13 april 2016; zie http://www.bfr.bund.de/en/home.html) werd beklemtoond dat de identificatie van EDC’s slechts de eerste stap vormt in de risicoanalyse met betrekking tot EDC’s. Maar dat elke verantwoorde evaluatie van de effecten van EDC’s op mens en milieu, afhankelijk van is van de uitwerkingskracht en de specifieke blootstelling. Aangezien EDC’s zowel natuurlijke als synthetische (aangemaakte) chemische stoffen kunnen zijn, zal de suiker in ons voedsel – die wanneer ingenomen, de vrijgave van het insulinehormoon op gang zal brengen – als een EDC aangemerkt en aan mogelijke regelgeving onderworpen moeten worden, dat is wanneer de mening van bepaalde waarnemers consequent toegepast wordt. Aan het natuurlijke bestanddeel in zoete mosterd (bisfenol F), dat haast identieke hormoongemedieerde effecten heeft als bisfenol A, dat voor bepaalde toepassingen verboden is in Frankrijk en Duitsland, zouden eveneens beperkingen opgelegd moeten worden en dat geldt ook voor heel wat oestrogene stoffen die aanwezig zijn in talloze planten en groenten (en allicht ook voor de planten zelf). Dit zou uiteraard absurd zijn. In het licht van de conclusies van het weloverdachte consensusdocument (http://www.bfr.bund.de/en/home.html) en het belang van uitwerkingskracht en menselijke blootstelling bij de evaluatie van de effecten van EDC’s, hebben de wetenschappers die een ontmoeting hadden met Commissaris Andriukaitis het volste vertrouwen dat de huidige regelgevende criteria voor alle potentiële EDC’s door de Commissie ontwikkeld kunnen worden met de inbreng van experten in toxicologie, endocrinologie en risicoanalyse om zeker te zijn van een veilig gebruik van heel wat verbindingen in een scala van toepassingen. Deze manier van werken zal ervoor zorgen dat de bescherming van mens en milieu verzekerd is en dat niet geraakt wordt aan de duurzaamheid en concurrentiekracht van de Europese economie.
Contactpersonen: Prof. Daniel Dietrich, +49-7531-883518, Daniel.Dietrich@uni-konsanz.de, Universiteit van Konstanz, DuitslandProf. Helmut Greim, +49-8161-715600, helmut.greim@lrz.tu-muenchen.de, TU München, DuitslandProf. Alan Boobis, +44-(0)20-7594-6806, a.boobis@imperial.ac.uk, Imperial College Londen, Groot-BrittanniëProf. Richard Sharp, +44-(0)131-242-6387, r.sharpe@ed.ac.uk, Universiteit van Edinburgh, Groot-Brittannië |
||||
In het kort
Workshop ‘gevaarlijke producten’ - Een groot succes Detic organiseerde een workshop over de wetgeving op ‘gevaarlijke producten’ in samenwerking met GS1 Belux en Comeos. De bedoeling was om wat duidelijkheid te scheppen in de soms verwarrende CLP-Reach wetgeving. De deelnemers hebben zich vooral gefocust op de communicatie tussen leveranciers en distributeurs. Zo bleek dat de fabrikanten het liefst voor een universeel ‘cross sector’ systeem kiezen om de administratie (zoals de codering etc.) tot een minimum te beperken. Het is eveneens belangrijk om een goede compatibiliteit te voorzien tussen de verschillende Europese systemen, te beginnen met de landen die rond België liggen.
Workshop – Correct gebruik van detergenten en onderhoudsproducten De moeilijke regelgeving van CLP zorgt voor communicatieproblemen met de consument. Het verschil tussen ‘echt’ bijtende producten en de andere producten is bijna onbestaand. Een moeilijkheid die zich toevoegt aan het probleem van de etikettering en de moeilijkheid die de gemiddelde consument heeft om die etiketten te ontcijferen. Hoe kan je het best een geschikt label schrijven voor een correct gebruik van een product? Naar wat kijken de consumenten eerst op een etiket? Welke informatie heeft de consument nodig? En het medisch personeel? Op al die vragen komt er ongetwijfeld een antwoord na de workshop “How to communicate effectively with consumers?” die op 10 juni georganiseerd wordt door A.I.S.E.. Tijdens die workshop worden ook de resultaten bekendgemaakt van een studie over de perceptie van de consument. Meer weten: www.aise.eu of contacteer DETIC.
Wordt ambassadeur van « I prefer 30 » Gedaan met de misverstanden! Je wasgoed wassen op een lage temperatuur is vandaag de dag heel doeltreffend in de meerderheid van de gevallen. Bovendien is het goed voor je wasgoed, het milieu en de portefeuille. Dat is de boodschap die DETIC en zijn partners wil tonen gelegenheid van de herlancering van de “I prefer 30” campagne. Wil u graag meewerken aan deze campagne en ambassadeur van “I prefer 30” worden? Aarzel niet om DETIC te contacteren!
Verantwoordelijke uitgever: Frédérick Warzée - fwarzee@detic.be
|